1973. Afghanistan voelt als een verademing na het militaristische Iran onder
de dictatuur van de Sjah. Hier heerst niet de
angst die in Iran voelbaar was, hier lachen de mensen en zijn we welkom. We
wilden naar de Boeddha beelden in Bamian, de grootste cultuurschat van het
land, hoog in de binnenlanden. Einddoel van onze reis over land van Haren (gr) naar de magische naam Afghanistan. En magisch was het, toen.
Anno 2001 is Afghanistan nog steeds een van de armste landen ter wereld, 20 keer zo groot als
Nederland. Het land is nu een mijnenveld, een deel van de bevolking is dood, een ander deel op de vlucht. Ziekenhuizen zijn gesloten omdat vrouwen er niet meer mogen werken. Toen woonden er 17 miljoen mensen, waarvan er een miljoen een beetje
konden lezen. Het land had 300.000 kamelen en 50.000 auto's vermeldt het Afghaanse statistische zakboek uit 1972. De meeste auto's rijden in en rondom de
hoofdstad Kabul.
Wij probeerden de oude
zijderoute te volgen. Vanaf Herat in west Afghanistan hadden we daarvoor een paard
nodig. Dat durfden we niet aan, dan maar met de bus via
Kandahar door de woestijn over een door de Amerikanen gefinancierde betonweg naar Kabul, een stad
met lemen gebouwen op 1800 meter hoogte. Kruispunt van wegen naar
India, Pakistan, China, Rusland. Hier vonden we een bus naar Bamian.
Het werd een fascinerende tocht de bergen in,
langs een smalle en drukke weg. Soms zien we beneden ons een autowrak liggen. Maar ons zal niets gebeuren, lacht de chauffeur. Het jongetje achterop de bus gooit tijdens het
remmen een geruststellend ankertje uit.
Allah en the Beatles
Bamian is een klein dorpje met een paar honderd inwoners en een van de
mooiste plekken op aarde die ik mocht ervaren. Een middeleeuws
paradijs, volgens hun jaartelling is 1973 dan ook 1352. Een smalle groene
vallei in een hoogvlakte, waar Alexander de Grote al door heen trok en
Djengis Kahn en koning Darius.
Aardige mensen in Bamian, gastvrij, vrolijk. Langs de weg een drietal
restaurantjes, hutjes, annex hotel met uitzicht op de Boeddha beelden in
de nabij gelegen rotswand. De hoogst merkwaardige staande beelden bleken als het ware een Romeinse toga te dragen. East meets west, een uniek mengsel van Romeinse cultuur en Boeddhisme, anno 300 na Christus. In Bamian had het tolerante manicheïsme duidelijke sporen achtergelaten.
In de vallei staan, verspreid, grote lemen forten.
De poorten van deze versterkte boerderijen gaan dicht als vijandige horden
door de vallei trekken. Dat gebeurt al duizenden jaren. De kuchies (nomaden),
een kwart van de Afghaanse bevolking, trekken nog steeds door Bamian.
Zij volgen op paarden en kamelen de oude zijderoute. De kuchies
zijn belangrijk als handelaren in kamelen, tapijten, lapus lazuli, hasjies en opium, en wapens.
De vallei van Bamian was verdeeld in
duizend kleine akkertjes die via een fascinerend systeem werden voorzien van
water. De hele dag waren de Afghanen druk in de weer om met schotjes
in de sloten het water over alle akkers te verdelen. De Boeddha beelden
keken op ons neer. De mensen vonden het leuk dat we er rondliepen, ze
lieten vol trots hun irrigatiesysteem zien. Samen genoten we van de muziek
die we bij ons hadden (een cassette met het White Album van de Beatles).
Het land had trouwens de grammofoon overgeslagen, cassetterecorders
waren er wel. En oude mercedesvrachtwagens, prachtig beschilderd, indrukwekkende geweren uit de eerste
wereldoorlog, een enkele telefoon, een enkele jeep en kratjes coca cola.
Gewend aan andere culturen
De dagen in de Bamian vallei staan in mijn geheugen
gegrift als het hoogtepunt van onze reis. Bamian is niet zo maar een dorpje, maar een centraal punt in de wereld, waar al duizenden jaren reizigers langs komen, die welkom zijn, met hun eigen cultuur en religie.
De twee zeer grote Boeddha beelden die er pakweg 1600 jaar geleden in de rots
zijn uitgehakt, gaven de plek een bijzondere, haast universele dimensie.
Het ene Boeddhabeeld was ruim 50 meter hoog, half zo hoog als de Domtoren,
het andere was een meter of dertig. Ze waren indrukwekkend en tegelijk bescheiden in de overdonderende schaal van het landschap. Meestal staan
de beelden in de zware slagschaduw van de rotswand. s Avonds valt het
zonlicht erop en stralen ze over de vlakte.
Opzij van de
Boeddha beelden zijn tientallen grotten uitgehakt, vroeger voor monniken, nu brengen de kuchies er de nacht in door. Je kon er zo
naar toe klauteren. Beschermd waren de beelden niet, de lokale bevolking
had er weinig belangstelling voor. Tijdens een
klimpartij bij de beelden ben ik naar beneden gegleden. Bergschoenen? Ik maakte een
wereldreis op slippers.
Politieke speelbal
Van religieus fanatisme was in Bamian geen sprake. De bewoners waren
tolerante moslims, die drie maal daags hun kleedjes voor het gebed
uitrolden en daarna weer de Beatles wilden horen.
Afghanistan en vooral dit Bamian maakte op ons een wonderbaarlijk ontspannen indruk. Maar de
rust bleek een illusie. Het land was slechts een moeizame uitvinding van
de Engelsen die een drietal stammen via onderlinge huwelijken tot een
staatkundige buffer hadden gesmeed tussen Perzië, Rusland, India, Pakistan
en China. Zo wilde men voorkomen dat Rusland via Afghanistan gemakkelijk bij de
Arabische Zee kon komen en zo strategische toegang had tot de Indische
oceaan.
Het begin van de chaos
Toen wij in 1973 in Bamian waren, werd koning Zahir van de troon gestoten door zijn
neef Daud, een telg uit een andere stam. Zahir was toen 40 jaar aan de
macht. Een relatief rustige periode was voorbij. Afghanistan was speelbal geworden
in de koude oorlog. De neef werd president met Russische steun. Sindsdien
is de vrede niet meer teruggekeerd en inmiddels is dit prachtige land
volkomen verwoest, stikt het er van de mijnen, zijn de sociale structuren
vernietigd en is de helft van de bevolking op de vlucht. De
revolutie van de religieuze studenten, de Taliban, heeft geen vrede gebracht, integendeel. Het middeleeuwse
land leek eerst vol spelende kinderen, maar is nu vervallen tot een inhumane samenleving waar met
name de repressie van vrouwen beestachtig is. Repressie uit naam van Allah.
De studenten trokken zonder veel weerstand van de gedemoraliseerde Russische troepen en hun Afghaanse aanhangers vanuit hun plattelandsscholen naar Kabul. De combinatie van heilige strijd plus enigszins georganiseerd is in Afghanistan bij voorbaat succesvol. Het heten studenten, maar het gaat in feite om door mullahs gemanipuleerde, ongeletterde jongeren, die evenmin als hun leiders veel van de wereld hebben gezien, die nog steeds niet kunnen lezen en die zeker nooit verder zijn geweest dan Kabul.
De
beelden in Bamian zijn nu vernietigd. De stofwolken op de foto laten weinig twijfel
toe. Het raakt mij enorm. Barbarisme. Een jeugdillusie over het paradijs
armer. Toch is het gevaar van intolerantie overal en ook vlakbij. Respect voor (de cultuur, het gedachtengoed van) een medemens, voor man en vrouw, voor het leven, daar gaat het over. Nu.
© rs 2001